Inbreng NPV algemeen overleg Preventiebeleid

14 december 2016

Vandaag, woensdag 14 december, houdt de Tweede Kamer een algemeen overleg Preventiebeleid. De NPV stuurde deze brief naar de Vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en sport.

Met het oog op het algemeen overleg Preventiebeleid op woensdag 14 december a.s. wil de NPV Zorg voor het leven graag een aantal zaken onder de aandacht brengen.

Health checks

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is voornemens om de WBO te wijzigen, waarbij de categorie waarvoor de vergunningsplicht geldt, verkleind wordt. Deze vergunningsplicht geldt nu voor (1) bevolkingsonderzoek waarbij gebruikt wordt gemaakt van ioniserende straling, (2) bevolkingsonderzoek naar kanker en (3) bevolkingsonderzoek naar ernstige ziekten of aandoeningen waarvoor geen behandeling of preventie mogelijk is. Door de vergunningsplicht te beperken tot die categorie waarvoor dit echt nodig is, wordt de markttoegang tot health checks verruimd. Naar aanleiding van dit standpunt bestond er in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij enkele fracties behoefte om een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister (Kamerstuk 32 793, nr. 228). Terechte vragen en opmerkingen die ook om een passend antwoord vragen. Want het toenemende aanbod van health checks heeft impact op de zorgconsument.

Op 1 december jl. kwam de minister met een reactie op vragen van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Uit deze reactie blijkt dat zij bij het creëren van meer ruimte voor health checks een aantal uitgangspunten hanteert, namelijk het waarborgen van de veiligheid en gezondheid van mensen. Een ander uitganspunt is eigen verantwoordelijkheid en keuzevrijheid. De NPV acht het echter wenselijk dat er meer duidelijkheid komt over wat er concreet moet gebeuren om deze uitgangspunten vorm te geven en hoe mensen worden toegerust om een keuze te kunnen maken in het veranderende en toenemende aanbod aan health checks.

Het gebruik van health checks kan een bijdrage leveren aan het bewust omgaan met de eigen gezondheid. Aandoeningen kunnen mogelijk eerder worden opgespoord en er kunnen er preventieve en/of vroegtijdige maatregelen worden genomen. Maar er kleven ook gevaren aan het gebruik van bepaalde soorten health checks. En niettemin in de voorgestelde categorie ‘health checks zonder medisch risico’ die niet of nauwelijks te reguleren of controleren valt. Bij het ontbreken van een goede
definitie voor ‘medisch risico’ en ‘onbehandelbare aandoening’ kan dat naast dilemma’s voor het eenduidig onderbrengen van health checks in een van de voorgestelde categorieën ook gevolgen hebben voor de gebruiker. Te denken valt aan ongerustheid of een fout-positieve of fout-negatieve uitslag. Het is daarom ook van groot belang dat (potentiële) gebruikers meer handvatten aangereikt krijgen om een goed geïnformeerde keuze te maken. Specifiekere informatie over kwaliteit, nut en noodzaak van tests en de eventuele gevolgen die testuitslagen kunnen hebben is gewenst.

Op de ‘markt’ van health checks is de vrijheid en verantwoordelijkheid van alle betrokkenen het uitgangspunt. Primair is het de verantwoordelijkheid van zorgvragers, artsen en aanbieders van tests om tot verantwoorde praktijken te komen. Gezien de ethische overwegingen die aan de orde zijn bij het gebruik van health checks acht de NPV het echter een taak van de overheid om de ontwikkelingen rondom health checks nauwkeurig te volgen. Het is belangrijk dat de overheid onderzoek en kennisontwikkeling over de effecten van health checks zowel op individueel als maatschappelijk niveau stimuleert en met maximale inachtneming van ieders vrijheid waar nodig regels stelt die schade (of een aanmerkelijke kans daarop) aan de rechten en vrijheden van patiënten en andere direct betrokkenen effectief kunnen voorkomen. De NPV is graag bereid om een aandeel te leveren in de zoektocht naar de effecten van health checks, de ontwikkeling van normen op dit terrein en het toerusten van (potentiële) gebruikers om te komen tot een autonome en goed geïnformeerde keuze.

Bevolkingsonderzoek, prenatale screening en preconceptiezorg

Over screening en bevolkingsonderzoek is in de afgelopen decennia veel te doen geweest. In 1992 is de Wet op het Bevolkingsonderzoek (WBO) ingesteld om de bevolking te beschermen tegen fysieke of psychische risico’s van screening. Een wet die in eerste instantie enkel ‘behandelbare aandoeningen’ centraal stelde. In de jaren ‘90 meende de Gezondheidsraad dat bevolkingsonderzoek niet alleen het vroeg opsporen van ‘behandelbare aandoeningen’ als doel kan hebben, maar dat ook andere ‘zinvolle handelingsopties’ rond kinderen krijgen aanvaardbaar kunnen zijn. Op dit moment beschrijft de WBO de volgende screeningen die van te voren aan een onafhankelijke kwaliteitstoets moeten worden onderworpen: (1) onderzoek dat gebruik maakt van ioniserende straling (röntgenstraling), (2) onderzoek naar kanker en (3) onderzoek naar ernstige ziekten of afwijkingen waarvoor geen behandeling of preventie mogelijk is. Voor deze screeningen is een vergunning nodig. De overheid stelt strenge kwaliteitseisen aan de test en de uitvoering van het onderzoek.

Om screeningen te kunnen beoordelen, zijn internationale criteria ontwikkeld. Een screening die valt onder het nationale bevolkingsonderzoek moet nut hebben voor de deelnemers, vrijwillig zijn en wetenschappelijk onderbouwd. Om vast te kunnen stellen of een screening verantwoord is, zijn door Wilson en Jungner in 1968 internationale criteria opgesteld. In 2008 is door de World Health Organisation (WHO) nog een lijst met aanvullende criteria opgesteld. De NPV is blij met de zorgvuldige
lijn die tot nu toe altijd is gehanteerd in de afweging van voor- en nadelen, met het oog op  behandelmogelijkheden, bij de introductie van bevolkingsonderzoeken. De NPV is van mening dat dit ook de lijn moet zijn bij de inrichting van preconceptiezorg, preconceptiescreening en de invoering prenatale onderzoeken aan zwangeren. Zo pleit de NPV, evenals de Gezondheidsraad, voor terughoudendheid als het gaat om de invoer van een landelijke screening op erfelijke ziekten. Het
risico bestaat dat mensen overladen worden met (genetische) informatie, waar men zo weinig mee kan. De NPV is van mening dat er werkelijk sprake moet zijn van behandelmogelijkheden. Gezien de vele ontwikkelingen die er gaande zijn op het terrein van genetisch onderzoek is het belangrijk om al in dit stadium het gesprek te voeren over zowel de persoonlijke als maatschappelijke gevolgen.

Preventie bij hoogrisicogroepen

Tot slot wil de NPV meer overstijgend ingaan op de vraag: welke keuzes maken we op het gebied van preventie interventies aan hoogrisicogroepen? Dit naar aanleiding van het voorstel van D66 en GroenLinks om PrEP komend jaar te vergoeden voor mensen die een hoog risico lopen op hiv. In Nederland lopen jaarlijks ruim duizend mensen een hiv-infectie op, waarvan bijna 70 procent in de risicogroep mannen die seks hebben met mannen. Volgens het Aids Fonds kan een groot deel daarvan worden voorkomen met het middel PrEP. Door het dagelijks innemen van één pil (Truvada) met daarin twee hiv-remmers voorkomt men de kans op hiv. Het is ook mogelijk om de pillen alleen rond momenten van risicoseks in te nemen. Voor het succes is het nodig dat men het medicijn volgens voorschrift en onder medische begeleiding inneemt. Het beschikbaar stellen en vergoeden van PrEP zou volgens D66 en GroenLinks een indirecte kostenbesparing opleveren, omdat er minder levenslange hiv-behandelingen nodig zijn. Bovendien zou het gebruik van PrEP zorgen voor een vermindering van angstgevoelens op een hiv-besmetting bij de risicogroep.

De NPV is van mening dat de overheid in plaats van het vergoeden van medicatie om een hiv-besmetting te voorkomen – en daarmee het faciliteren van onbeschermde seks – zich zou moeten inspannen om hoog-risicogedrag te voorkomen. Dat lijkt misschien moraliserend, maar dat is het niet. Op dezelfde manier gaan we bijvoorbeeld overgewicht en obesitas tegen. Ook in het voorkomen van huidkanker en een slechte conditie van het gebit van kinderen wordt ingezet op gezond gedrag. Zonnebrandcrème en tandpasta worden niet vergoed als ‘geneesmiddelen’. Via preventiecampagnes wordt gewezen op de gevaren van het blootstellen van de huid aan te veel zonlicht en zuuraanvallen op de tanden. Inzetten op gezond gedrag zou op het terrein van seksuele gezondheid net zo normaal moeten zijn als op het terrein van gezonde voeding en beweging.

Inbreng NPV algemeen overleg Preventiebeleid